channel:1 ––  een avond met Ton Mars

 

 

2 uren aandacht voor het werk van trudy oosterhuis

 

Tijdens deze avond presenteert een kunstenaar een werk dat voltooid is en kiest voor een passende presentatie. Werk en presentatie zijn onderwerp van een begeleid gesprek. De kunstenaar die zijn werk presenteert, geeft geen introductie op en beantwoordt geen vragen over zijn werk. Dit onder begeleiding van Ton Mars.

 

 

AANWEZIGEN

™ = Ton Mars

GH = Gisanne Hendriks

WW = Wim Warrink

JW = Joyce ter Weele

KK = Kiki Kruisdijk

 

 

Het werk wat Trudy Oosterhuis heeft meegenomen is getiteld ‘Agria’. Het materiaal, moeilijk te duiden, en de presentatie vorm waren een belangrijk aspect in deze bespreking. ‘Het organische product is vormgegeven in een geometrisch rechthoek. Het steekt een aantal kanten uit omdat het natuurlijk is.’ Ook de kleur riep vragen op. Op het eerste gezicht leek het een werk met weinig variatie in kleur, maar eenmaal van dichtbij bekeken ontstond er een heel kleurenpalet. Associaties met zowel Arte povera als de nul-beweging werden gemaakt. Afhankelijk van de intentie van de maker wordt hier opvolging aan gegeven. Kennis van methodes en strategie, is voor de kunstenaar op dit moment belangrijk. Wil je je verhouden tot, of inspiratie halen uit, bijvoorbeeld Arte povere, dan is het advies van de beschouwers om daar eens naar te kijken.

 

Lees hieronder het hele gesprek >>>

 

 

™: We beginnen gewoon even met kijken.

JW: Ik heb niet zo’n geweldige neus.

WW: Zuur.

KK: Ik ruik niks.

WW: Het komt meer de ruimte in dan we hiervoor beschreven.

™ Niet vergelijken… gewoon hier blijven, probeer vanuit het werk dat ruimtelijke te stellen.

 

JW: Ik zie een rechthoek… liggend, het rechthoek is niet .. er steken dingen uit. Mag je het materiaal noemen? Het is een natuurlijk product.

™ Als je het benoemd moet je het zeker zeggen.

JW: Het is een natuurlijke vorm, organisch. Het organische product is vormgegeven in een geometrisch rechthoek. Het steekt een aantal kanten uit omdat het natuurlijk is.

KK: Het heeft ook een drager

™ Wat is dat dan?

KK: Een raster

 

™ Kun je zeggen wat het materiaal is?

KK: Ket is kippengaas

WW: Het is niet organisch dus. Het bestaat uit twee materialen… minimaal.

KK: Het hangt aan de muur maar het is niet volledig vlak.

WW: Het is alleen aan de bovenkant bevestigd.

KK: Nee ook daaronder.

JW: Doordat er een soort van bobbel in zit, aan de rechterkant en de linkerkant, zie je ook een beetje door het licht de schaduw. Je ziet duidelijk dat het middengedeelte van het werk platter is dan de rest.

™ Wat zou je zeggen van het stukje van de verst uitstekende van de muur?

KK: 20 / 30 cm.

™ Als je de afstand moet definiëren in termen van massief tot bijna niets.. massief, dicht tot bijna open.

KK: Hier is het dicht en daar is het open.

WW: Waar je het meeste wit ziet.

™ Maar als je zo gaat kijken, zou je kunnen zeggen dat hier heel veel open is.

KK: Hoe verder het de ruimte in komt hoe opener het wordt (vanaf de zijkant).

™ Dit is een veel meer sculpturale manier van kijken dan het platte vlak zien.

JW: Het kippengaas is op de punt bevestigd en minder op de rand, daarom komt het van de muur af en daarom lijkt het meer open.

 

™ Zeg eens iets over licht / donker, we hebben het over open / dichtheid gehad en daar is wellicht een paralel met licht donker. Waar is het het donkerste.

JW: Op het moment daar.

KK: Ik denk dichter naar de muur toe.

WW: Aan de achterkant.

JW: Je ziet ook wel.. op het materiaal zelf zie je ook wel stukken die lichter zijn en stukken die donkerder zijn om dat daar iets over heen lijkt te zitten.. aarde ofzo. Het heeft wel een stuk structuur.

™ Zitten er in die structuur, als je even denkt aan het raster, vierkantjes waar eigenlijk de beweging verticaal is ten opzichte van horizontaal en hoe zou je dan de bewegingen die je in de structuur ziet kunnen benoemen?

WW: Ik zie hier wel duidelijk een diagonaal.

™ Een schuine zou ik dan zeggen.

WW: Het is hier meer een gebeuren wat het allemaal vrij maakt.

KK: Nu zie ik dat ook inderdaad.

JW: Wat ik hier zie is dat het voelt alsof, hier gaat de beweging, de lijnen gaan zo naar boven en dat is hier ook het geval. De richting de beweging.

™ Ze gaan naar het midden toe en niet naar buiten, niet van buiten naar binnen.

JW: Dat komt misschien omdat het hier uitsteekt en hier is het wat meer gevormd, waardoor je die richting gaat volgen.

™: Nu gaan we al naar fase twee toe, ik zou nog even terug willen naar de richting. Wat voor richtingen zitten er eigenlijk in? Zitten alle richtingen er in? Zijn ze allemaal prominent aanwezig of een aantal?

WW: Een aantal.

™: Die hebben we benoemd.

WW: Hier is een deel bijna verticaal, maar dat komt omdat die loshangt maar dat komt door de zwaartekracht. Als die op de kop hangt dan hangt die alsnog zo door de zwaartekracht.

™ En dit gebied?

WW: Die gaan horizontaal.

WW: Het hele ding is gevlochten, het gaat door de drager en over de drager en er doorheen.

 

™: Het vlechtwerk kent meerdere richtingen, er komt iets horizontaal op. Is daar een beweging te definiëren als zijnde de hoofdbeweging?

WW: Voor mij niet, dit is meer gestuurd dan dit. Dit is iedereen is gelijk.

™: Dit gedeelte hoort dat er bij.

JW: Deze stukken vind ik anders.

WW: De richting van aanbrengen is vanuit deze hoek en die hoek begonnen. Hier zit de duidelijke lijn naar de kern van het werk. En dat is hier ook.

™: Is er een kern van het werk?

WW: Ik bedoel meer naar het midden van het werk.

™: Het metrische midden.

WW: Het is niet alleen aan de muur te zien.

WW: Heeft het een titel?

TO: Het heet ‘Agria’

WW: Het ligt ook op de grond. De bevestiging is te zien. De bevestiging is dezelfde kleur als de drager.

™: Als we het over kleur hebben, naar wat voor kleuren kijken we?

WW: Dit is een toetsmoment.

KK: Grijs he.

WW: Het had een naam he, Joyce wat heb je net opgeschreven bij je bruine?

™: Je hebt de eerste, tweede en de derde.

JW: Je hebt ook onverzadigd, verzadigd.

WW: Hoe heet de kleur.

™: Tertiair.

WW: Oh jeetje daar komt taal weer om de hoek. Dit is bijna volledig tertiair, met enkele lichte reflecties van het licht op het staal.

KK: Daar ben ik het niet mee eens. Als het volledig zou zijn zou het een Rothko zijn.

 

™: In kleur zou je zeggen dit rood is een primaire kleur. Optimaal verzadigd in rood. Die groene knop kleur is een secundaire kleur. Die is ontstaan door de mening van geel en blauw. Alle andere zijn tertiair omdat ze gemengd zijn. Er zijn verschillende kleur theorieën, maar in principe zeggen ze dit. Dat je dat even weet. Zo kan ik kijken naar het werk. Zo werkt de kleur. Nu kun je daarbinnen ook genieten van die verschillende schakeringen.

JW: Geel, groen en wit.

™: Alle kleuren, als er maar zwart en wit bij zitten, zijn tertiair. Als je alle kleuren bij elkaar gooit krijg je een zwarte kleur. Als je rood er bij gooit krijg je een bruine kleur. Dat wit is een hele bijzondere.

WW: Daar heb je veel voor nodig om het wit te maken. Hoeveel mogelijkheden zijn er?

KK: Gaat dit werk over kleur?

WW: Jaaa, dit gaat zeker over kleur.

™: Als je in principe zoiets wil maken dan zie je al dat er wit in zit. Er zit iets van geel in, zwart-wit gelig en ietsje rood. Daar gaan we. Dat zou de schilder doen die dit gaat naschilderen.

WW: Maar sowieso geel.

™: Oké, compositie. Kunnen we er iets mee?

KK: Als we een andere dimensie er bij nemen dan het platte vlak dan is ie aan de muur zwaarder dan ervoor.

 

™: Je ziet een verdeling van zwaar en licht. Er is een compositie dat er iets naar voren komt en dat er iets weer weggaat en dan weer naar voren komt. Van massief, zwaar naar bijna niks. Compositie is een heel moeilijk woord bij ruimtelijke werken. Compositie wordt vaak op een plat vlak gedaan. Als het naar de derde dimensie toe gaat heb je een variërend standpunt.

WW: Bestaat er een dynamisch compositie?

™: Ja, in suggestieve zin.

WW: Als je er omheen loopt verandert het steeds… maar over compositie. Ik zie een duidelijke scheiding, omdat dit meer naar achter gaat en dit meer naar voren. Dus dan krijg ik twee composities. Het midden is een deel van beide composities.

™: Als je dit als tweedimensionale vlak bekijkt wat is het dan. Symmetrie? Natuurlijk zitten er in detail allemaal verschillende dingen, maar globaal gezien is het symmetrisch. Hier geeft het iets meer die ronding mee en hier lijkt het iets van dat te herhalen. Als dat sterk aanwezig zou zijn, die herhaling, zou het dan nog symmetrie zijn?

KK: Dit ging mij iets te ver.

™: Nu hebben we dit, symmetrie, als een boek, maar in dit boek staat deze pagina strak. Bij de andere pagina lijkt die bolling meer hier heen en iets gaat herhalen van wat ik hier meemaak. Dat kan een kreukel in de pagina zijn maar als ik even het boek loslaat, wat is het dan?

WW: Asymmetrisch.

KK: Gulden snede?

WW: Suggestie van symmetrie zit er in.

™: Die is overheersend.

WW: Als je zegt asymmetrisch zit de suggestie er in maar net niet.

™: Er is nog een andere vorm die meer met structuur te maken heeft. Een suggestie van opeenvolging van rechts naar links of links naar rechts dus dat je een herhaling krijgt van bolling holling bolling holling die dan vervolgens afgebroken wordt. Een aanzet van een soort reeks, denk aan een golfdakplaat. Maar op het moment dat het op gang komt, dan wordt het alweer afgebroken. Als je de details loslaat zou je op een ander principe komen. Een fragment.

WW: Je hebt wel gelijk.

 

 

KK: Moesten we nog iets zeggen over textuur?

™: Dat mag.

KK: Ik kan niet zo goed duiden of het hard of zacht is.

™: Heb je er aan gevoeld?

KK: Het is in ieder geval droog. Het is hard, maar wel flexibel.

WW: Dus is het ook zacht. Ik vraag me wel of dat of dit werk als je dit mooi vind, of het dan precies zo bij mij aan de muur komt te hangen.

JW: Wat ik denk is dat het leeft. Je hebt een deur die open staat dan beweegt het met het werk.

 

WW: Maar stel dat het niet zo is en je zou dit overzetten naar een andere ruimte. Krijg je het dan hetzelfde aan de muur?

™: Dat is een retorische vraag want je weet het al. Wat wil je er mee zeggen?

WW: Dus het is een heel tijdelijk ding.

KK: Vergankelijk. Als we net als in het begin.. organisch materiaal dat heeft de associatie met dat het vergaat op een gegeven moment. Hoe houdbaar is het dan?

 

™: Je hebt materialen en toestanden dat je meemaakt dat ze vergaan. Je hebt materialen die niet vergaan. Die ogenschijnlijk hetzelfde blijven. Waar zit dit dan?

WW: Het zit er tussenin. De drager zelf is een heel stuk minder vergankelijk.

JW: Daar gaat het niet over.

WW: Jawel, want dat zie je ook.

KK: Je ziet ook iets dat al is vergaan, het lijkt heel dor.

™: Alsof het naar de dood is gegaan.

KK: Soort van Oostvaardersplassen.

™: Is dit materiaal wat dood is?

WW: Dit gaat niet weer groen worden.

™: Het is wel grappig, want we zouden nooit over deze balk spreken ‘potverdomme het is een dode balk’. Het materiaal roept wel iets bij ons op.

WW: Het hout heeft ook ooit in een boomstam gezeten die krom is geweest. Dat is zo bewerkt dat het bruikbaar is gemaakt.

™: Je kunt uit dit materiaal niet het hout maken.

WW: Je zou er misschien wel iets anders van kunnen maken waardoor het ook dezelfde waarde zou kunnen hebben.

 

™: Laten we bij het werk blijven. Het roept tijd op, dood, vergankelijkheid.

JW: Ervaring, het bloeide vroeger en nu niet meer. Nu is het aan de muur in deze vorm geperst. Het is niet intiem. Het is niet terughoudend. Het komt er uit, terwijl het dood is eigenlijk. Net als in de natuurlijk zit het verstrikt in elkaar. Het gaat misschien ook om het laten zien van de natuur.

 

™: Wat voor plant is het?

WW: Dat kun je niet zien door wat het werk verteld? Kun je dat niet herleiden?

JW: Ik weet niet wat het is.

WW: Ik ook niet, ik verwacht aardappel… Niet de dingen die wij eten maar de plant.

™: Ik kan het ook niet thuisbrengen, maar er speelt iets anders mee. Als het een edelgewas is, wat wij beschouwen als een edelgewas, koren ofzo, dan komt er een andere waarde aan wat hier hangt dan wanneer er een aardappel opgehangen wordt. Er hangt altijd een gevoelswaarde aan wat voor materiaal je gebruikt. Ook een economische waarde. Dat zit er allemaal aan. Is het dan gewoon dood als het hier hangt of gebeurt er iets mee? Jij zegt ik kan er van alles aan beleven. Be-leven. Be-leven. Er gaat dus iets tot leven komen, maar op een hele ander manier dan het leven wat het was. Wat dood is wordt hier tot leven gebracht in een heel andere vorm. De vorm van het kijken. Vanuit het kijken ervaren. Je maakt er zelf door het kijken weer leven van. Omdat jij zelf leeft.

WW: En betekenis wil geven.

JW: Met je associaties.

WW: De reden dat ik denk dat het aardappel zou zijn is omdat ik weet dat het geen mais is, geen koren, geen rogge, geen tarwe. Dan blijft voor mij aardappel over.

KK: Dan heb je het over landbouw.

WW: Komt door de titel.

 

™: Accepteren we zomaar dat dit een rechthoek is? Daar hadden we het over aan het begin.

KK: Ik vind het wel mooi dat het een fragment is, want eigenlijk is het een klein stukje wat uit een groter geheel is gehaald. Als we het uit landbouw hebben dan gaat het ook vaak over rechthoeken, dan vind ik wel bijzonder dat het aan de muur hangt en niet op de grond.

WW: Grappig, dat verklaart misschien die geul.

™: Is dat dan een bandenspoor?

WW: Nee je legt het dan op een buitje, tegen het water en de ziektes, het bedden.

™: Het is een bepaalde methode van telen die hier in is meegenomen.

WW: Dat komt door wat Kiki zei, dan kan ik dat er in zien.

™: En als je daar op door gaat kom je op een heel ander idee dan als je dat niet doet.

JW: Ik denk de hele tijd aan die vorm, het is een natuurlijk product en wordt in deze vorm gedrukt. Wellicht is het een ontkenning van het natuurproduct, het is ook dood. Als het op de grond zou liggen, dan kom je wel sneller tot landbouw. Dus ik denk als het hangt dat het een ontkenning is.

WW: Ik heb bij die vorm een andere associatie; dat het graag een schilderij wil zijn. Wat ik bedoel is het pretendeert dat het meer wil zijn dan dat het is.

™: Omdat het jou doet denken aan een schilderij.

WW: Omdat het liggend of staand is, portret of een landscape. Dat is voor mij de associatie van het rechthoek.

™: Maar daar op door, alleen door de rechthoek? Of de positie op de wand?

WW: Ja absoluut. Maar als het een cirkel was, Dan had ik de associatie minder gehad, dan was het wellicht meer een object.

 

™: Je hebt een soort regel in de kunst, sculptuur op de grond, schilderij aan de muur. Een venster door de muur. Het is de klassieke positie, daar wordt het op gehangen. Dat levert vaak ook onbewust die associatie op. Dat hebben wij ook net gedaan, het op die manier behandeld. Wat voor associaties heb je nog meer?

JW: Ik denk een nieuwe identiteit, uit de context gehaald, op een traditionele kunstmanier opgehangen om iets uit te dagen. Of juist om beter naar het product te kijken.

KK: Meer een nieuw perspectief bieden aan het landschap, nou ja aan het materiaal zelf.

JW: Je kan de details zo bekijken.

WW: Waarom moet het dan in een rechthoek hangen. Als je een zo sprietje ophangt, is dat niet genoeg om dat te benadrukken? Het zorgt voor veel ruis.

KK: Het is een soort reconstructie.

WW: Dan hoort er ook zand bij, het is nu geïsoleerd. Je kijkt er dwars doorheen en zijn het losse sprieten die door gaas zijn gestoken. Dat heeft niets meer te maken met hoe je het aantreft.

KK: Wat biedt het voor jou nog meer?

WW: Daar ben ik nog niet uit. Ik probeer te kijken.. is dat nog geldig als ik een tegenargument geef.

™ Wat voor methodes kan je herleiden.

WW: Dit is een arm materiaal.

 

KK: ARTE POVERA.

™: Dat is geen slechte associatie, naar een beweging in de kunst die zegt van; nee we gaan ons richten op de arme materialen die geen enkele status hadden. Zoals we net bespraken over de edele materialen… we gaan naar de secce materialen, die gaan we laten zien. Het is ook een goedkope kunstenaarspraktijk, je pakt het overal. Tak klaar. Het is arm in een slimme manier. Arte povera. Is dit een specifieke vorm, of is het algemeen?

WW: Ik denk dat het een specifieke vorm is, doordat het door deze manier met dat gaas. Gaas kan daar wel terechtkomen, maar de rechthoek weet ik niet of daar thuis hoort. Dan zou het namelijk in een berg in de hoek moeten liggen, stel ik zou daar mee aan de slag gaan. De massiviteit en de hoeveelheid laten zien, door het te bundelen.

™: Mario Merz die maakte iglo’s die hij bekleedt met leisteen, bij het Kröller-Müller. Met vachten,  want hij maakte dit in verschillende omgevingen, met de materialen van die omgeving, met nog een neonlamp erdoor heen. Artificiële energie ten opzichte van de natuur.. energetische materialen. Daar zit wel het organisatie principe in zoals hier.

WW: Ik dacht meer aan een Giuseppe Penone & Jannis Koukellis.

™: Arme materialen. Het gaat mij meer om de methode. Als het is zoals Kiki zegt; het is een bed, en het is uit de natuur gehaald, is het dan niet veel meer dat gebaar van iets uit die wereld halen in die vorm en losgesneden wordt en op die manier gepresenteerd wordt?

 

KK: Moeten we dan denken aan die kale plek in het land?

™: Wat jij nu zegt, dan draagt het ook een verleden mee. Daar moet nu een leegte zijn ter grootte van dit.

JW: Je plaatst het dus in een nieuwe context. Je kan je dus afvragen of het levend was.

™: Je hebt een engelse kunstenaar uit de jaren 60, die stukken uit de wereld haalt, een stuk asfalt en dat ophangt. En daar mee speelt. Dus heel direct. Dan laat je dus ergens iets achter. Wat is dat voor type maken?

KK: Stukmaken.

 

WW: Je neemt eigenlijk iets weg. Een interventie.

™: Je grijpt in. Interventie is, dat je tegen Kiki aanloopt, dat aspect is er. Maar het wordt dus weggehaald uit de context en wordt hier gebracht, het podium van de kunst.

KK: Nu moet ik aan de kerk denken.

WW: Is het dan een ready-made?

KK: Nu gaan we dus naar Marcel Duchamp!

™: Het zijn dus kunstenaarsstrategen.

KK: Die takjes heeft ze niet bewerkt.

WW: Maar er is wel een ingreep met het gaas geweest.

 

 

™: Als je ergens iets uitsnijdt is dat agressiever. Duchamp is veel complexer dan het gebaar. Die symboliseert veel meer. Ik denk dat het heel belangrijk is dat je kan denken in methodes. Als je deze methodes dus kent, dan kan je je afvragen wat je aan het doen bent. Zou ik iets anders moeten doen, andere combinaties, sommige aspecten vergroten… Kennis van methodes, strategie, is voor de kunstenaar op dit moment heel belangrijk. Er zijn nu zoveel mogelijkheden, alles loopt door elkaar. Dus dan is het heel lekker om in die 20e eeuw te duiken. Dus al die attitudes om mee te werken. Vorig jaar was hij nog in Voorlinden. Die heeft…kijk Manzoni, die blikte zijn eigen poep in, jaren ’60 / ’70, dat was een vorm van expressie. Druk-pressie - druk naar buiten. Fysieke expressie. Die pakt dit op en dan gaat hij in London in een gebouw een setting creëren, in de boven etage heeft hij een soort white cube. Beneden decadente gedekte tafel. Je mocht gratis eten en drinken, maar je moest uiteindelijk het naar buiten werken, te pissen, poepen of braken, voor de camera in de white cube. Hij noemde dit pure expressie.

We zijn daar altijd mee bezig, iets naar buiten te drukken, het principe van kunst maken. Bij de impressionisten moest eerst alles naar binnen ingedrukt, uiteindelijk kwam dit ook weer naar buiten. Maar dat soort metaforen zijn eigenlijk dood, doordat het te veel gebruikt wordt. Onze taal zit helemaal vol met clichés, dode metaforen.

 

™: We gaan even door met het advies.

WW: Toen je weer zei dat je het zag als een bed. Nu kan ik het ook wel zo zien, maar dan als een echt bed. Dan zou dat gaas daar niet moeten zijn. Maar een bedspiraal, geen lattenbodem, van die veren. Alleen dat staalwerk, iets te voor de hand liggend, als dat de intentie is, als advies.

™: Zou dat ook nog een gevolg hebben voor de maatverhoudingen?

WW: Niet zo gek veel, wat langer. Ook wat langer.

KK: Een twijfelaar.

™: Dus er zijn bedden voor kinderen of volwassenen.

KK: Nu zien we een stuk, ik ben benieuwd als er een herhaling komt. Andere kleuren, andere materialen. Wat het dan doet, daar ben ik nieuwsgierig naar.

WW: Als het een compositie is, dan zou ik daar meer mee gaan spelen. Niet dat het iets figuratiefs moet worden. Als het dat niet zou zijn, zou ik zorgen dat het niet zichtbaar is.

JW: Ik denk inspireren als het nog niet dood is, dat je ziet dat het tijd heeft gehad. Wellicht dat je een voorstadia kan ophangen, dat het leeft.

™: Dat je het extreem zou doen, dat het in bloei staat. Dan hangt het een week, dat je het proces van vergaan, nadrukkelijk aanschouwbaar maakt. Als het om de compositie gaat, meer daarmee experimenteren. Je ziet het er doorheen, dus wellicht dat het voller moet, dat het een dikke laag is, dat er geen muur meer is.

WW: Verschillende dragers. Sterker nog; proberen alleen het materiaal te gebruiken of in zichzelf vast blijft zitten. Als dat het stuk uit het land moeten zijn, zand erbij.

KK: Ik moet nu aan herman de vries denken.

™: Dat wordt onder de kunststroming nul / zero geplaatst. Die werken met watjes of materiaal die geen aanzien hebben. Dus kijk naar de Nederlandse stroming nul. Kijk naar Arte povera.

EdH: ik zie er een stukje jeugd in, toen ik mijn konijnen voer moest geven. Aan dat materiaal doet het me denken.

™: Jouw advies is dus om het menselijke over te brengen?

WW: Als het over het materiaal gaat weet ik niet of deze oppervlakte nodig is. Kijken hoeveel er nodig is.

™: Als jij dus zegt 1 of 2 sprieten, dan verlies je de massa. Als het massa maken met dit materiaal belangrijk is, dan moet je dat niet doen.

GH: Als je het daar over hebt doet het me denken aan de sprietjes en hoe die er uit zien, maar niet elk sprietje is hetzelfde, kan je het ook ordenen, wat Anne Geene doet.

 

™: Mijn laatste advies. Er zit ook een mogelijkheid in dat je het materiaal laat zien, met een idee van vergankelijkheid. Dat je zo weinig mogelijk ordent. Dit een geometrische structuur. Je kan met een bos telkens binnen komen, en besluit je dat het deze keer aan de muur kan, de volgende keer kan het in de midden van de ruimte. Het krijgt dan meer een soort performance kwaliteit. Dat je het steeds anders gaat performen en daar kunnen mensen bij zijn. Dan zien ze het vergaan zoals je binnenkomt met het materiaal en hoe het iets anders wordt. Daar in kan je nog iets persoonlijks emotioneel uitdrukken. Ook als je er hekel aan hebt, dan kan je dat laten zien. Dat zijn mogelijkheden. Je kan ook zeggen dat het materiaal geweldig is, koesterend. Dan ga ik Ellen haar kant op. In de performance kant heb je ook een mogelijkheid.

™: Is er een vraag. Wil jij een antwoord geven?

TO: ja wil ik wel.

KK: Willen we weten wat het is? Het materiaal?

™ Wat betekent de titel; Agria

TO: een soort aardappel, dit is het loof.

™: Dan sluit het meteen wel uit wat hier allemaal is genoemd. Waar je hier op stuit, is dat je materiaal gebruikt en titels gebruikt die voor mensen die geen bel doen ringen. In dit geval moet je weten dat het een aardappel is, om op dat traject te komen. Kennis van Agria dat het een aardappel is. Dat je er meerdere dingen mee kan doen, voedsel.

TO: Men hoeft het ook niet te weten.

info@aboutaboutblank.info      www.facebook.com/aboutaboutblank     www.instagram.com/aboutaboutblank      met dank aan: kunstraad groningen