channel:1 ––  een avond met Ton Mars

 

2 uren aandacht voor het werk van Wim Warrink

 

Tijdens deze avond presenteert een kunstenaar een werk dat voltooid is en kiest voor een passende presentatie. Werk en presentatie zijn onderwerp van een begeleid gesprek. De kunstenaar die zijn werk presenteert, geeft geen introductie op en beantwoordt geen vragen over zijn werk. Dit onder begeleiding van Ton Mars.

 

 

 

AANWEZIGEN

™ = Ton Mars

GH = Gisanne Hendriks

WW = Wim Warrink

MG = Marielle Gebben

JW = Joyce ter Weele

KK = Kiki Kruisdijk

 

 

WW: Zullen we afspreken het alleen over het werk hebben?

™: Als je dit herhaalt als setting, creëer je als het ware een soort white cube. Dus ga je niet meer over de omgeving hebben. Als jij dat wilt, doen we dat. Wat zien we daar? Zonder te zeggen het lijkt op dit of dat?

KK: Ik zie een object dat uit meerdere onderdelen bestaat.

GH: Een papieren… een papier.

™: Dat is werkelijk poëzie. Je zoekt om het precies te zeggen, het stamelen. Prachtig.

WW: En een interpretatie.

GH: Jij moet je stil houden.

 

MG: Het object steunt op drie punten.

GH: Het object heeft meerder materialen, structuren. Hout, metaal, vloeistof.

KK: Is dat niet interpreteren? Transparant, ruw.

™: Heel goed Kiki.

MG: Sommige delen glimmen, andere delen niet.

 

™: Zeg eens iets in licht en donker.

KK: eh..

™: Of van wit en zwart en wat daar tussen zit.

MG: Ja, ik zie wel het witste wit en het zwartste zwart.

™: Wijs eens aan.

MG: Waar het licht op schijnt, is het witst. Het is pikzwart midden in het object, vanuit deze hoek, daar komt ook geen licht. Veel bruin ook.

KK: Kleuren komen over het hele object terug. Ondanks dat ze zo verschillend zijn.

JW: De objecten boven en beneden zijn lichter dan de objecten in het midden.

MG: En hier zit een rood stukje dat contrasteert, dat jullie niet zien.

KK: Boven heeft het meer een trechter vorm.

™: Wat is een trechter?

KK: Het gaat meer de ruimte in.

™: Het verwijdt zich.

 

MG: Ik zie meer diagonalen dan rechte lijnen. En met recht bedoel ik horizontaal en verticaal. Ik zie ook een aantal cirkels. Best veel trouwens.

KK: Ik zou zeggen laten we het papier links leggen? ha-ha. Hier zie ik ook veel bruintinten op. Het vlak is in drieën verdeeld met een groot groen vlak en een diagonaal en verticaal.  Dat zie je ook in het object terug. Veel licht-donker contrast.

 

™: Hoe zou je iets kunnen zeggen over de positionering op de tafel?

KK: Het object kan je van meerdere kanten bekijken, maar niet alles is tegelijkertijd te zien.

GH: Het linkerwerk neemt meer ruimte in van de tafel. Het object heeft meer hoogte.

MG: Het object kan je niet helemaal in één keer beschouwen.

KK: Er is ook sterk blauw aanwezig.

MG: De drie primaire kleuren, zijn opeens heel aanwezig.

™: In vervuilde vorm.

MG: Er is een heel zuivere geel.

 

™: Er is al iets over gezegd, maar iets nadrukkelijker, de structuur.

JW: Hard.

KK: Hard en zachte elementen. Het handvat is van een natuurlijk materiaal en dit wat ik als een vloeistof interpreteer.

MG: Het handvat is ook een interpretatie. Foei.

KK: Dit stukje hier. Geen handvat.

MG: In de gele kronkels lijkt het ook zacht van binnen.

 

GH: Alle elementen zijn met soort van met elkaar verbonden.

™: Soort van?

GH: Het is niet allemaal met elkaar verbonden, er is geen los element.

™: Van het geheel of zie je twee werken?

GH: Ja, ik zie twee werken.

 

™: Hier zitten we even te interpreteren.  Zullen we daar mee verder gaan? Wat denk je te zien?

GH: Ik zie twee werken, twee objecten. De één plat, de ander ruimtelijk. Aan de ene kant staan ze met elkaar in verbinding, door kleur. Maar ik zie het als twee losse werken.

JW: Je ziet het object, die wordt ook in de foto getoond. Daarin zie je de handeling in de foto.

KK: Is het dan een handleiding?

JW: De actie is vastgelegd.

MG: Je ziet daar de toepassing van het object.

 

™: Is het dan een registratie? Is dat zo? Of is het dat alleen? Of is het iets anders?

GH: Ik zie ook een witte rand. Het is een passe-partout rand.

™: Is het er op geplakt? Het lijkt me geen tekening he?

GH: Nee, het is een foto.

MG: Het is waarschijnlijk hetzelfde object.

KK: Het figuur op de foto zie je van de achterkant, je ziet de rug.

 

MG: Het object lijkt aanraking te vragen.

™: Je voelt je geroepen om het aan te raken? Wat let je?

MG: Ik durf het niet, ik wil het wel, maar durf het niet.

GH: Waarom niet? Het kan. Het staat op de foto dat het kan.

JW: Je weet misschien ook niet hoe het werkt.

 

GH: Sommige onderdelen komen bekend voor, maar niet in zoverre dat je het niet weet waarvan. Het is een suggestie.

™: Noem eens wat?

GH: Het beige object, ik zie daar een lampenkap in.

KK: Ik een trechter.

GH: Dit een geweer, dit lijkt olijfolie.

MG: Urine.

 

™: Volgens mij is het geel glas. Check het eens.

GH: Nee, het is wit glas en veel viezigheid.

™: Hoe weet je nou dat het vloeistof is?

GH: Het is vloeistof, tot aan hier.

™: Boven zie ik ook wat bewegen. Midden in de vloeistof niet natuurlijk. Je neemt aan dat het bewegelijke vloeistof.

MG: Ik zie hier s. t. o. p. dat zou STOP kunnen betekenen en ik denk dat het juist niet een stop knop, maar dat het juist begint zodra je daar op drukt.

GH: Het ruikt naar de metaalwerkplaats van Klaas. Het heeft een geurfactor.

MG: Wat zou er gaan bewegen, als je de knop indrukt?

KK: Wat me trouwens aan de afbeelding opvalt is dat het figuur er niet echt lijkt te hebben gestaan. Het licht klopt niet. En wat er uit komt, lijkt me er niet echt uit te komen.

 

™: Joyce dacht dat het registratie was, dus dat trek je in twijfel?

GH: Ja, dat klopt. Het klopt niet.

KK: Is het een reconstructie?

GH: De mogelijkheid dat het kan is er, dus reconstrueer je dat op een andere manier.

™: Dat het landschap er niet was?

GH: Klopt.

KK: Het geeft een suggestie wat het zou kunnen doen, maar nooit gedaan heeft.

™: Dan is het geen reconstructie.

 

™: Is het een apparaat?

MG: Door de stop knop heeft het wel die suggestie.

KK: Wat is de definitie van een apparaat?

JW: Iets in werking zetten.

KK: De functie van dit apparaat dat het zand weg spuwt. Ik ken het alleen van grote apparaten, van boten.

™: Waarom spuwt en niet spuit? Spuwen is gerelateerd aan ons, de mens, en spuiten niet.

KK: Het is een soort verlengstuk van de mens, dan misschien.

GH: Door de foto weet je dat het object iets zou kunnen spuwen, maar dat zou ook iets anders kunnen zijn.

MG: Misschien hadden we zonder die foto wel bedacht dat er iets anders in moest, een vloeistof, omdat je dat al ziet.

MG: Misschien moet het wel aangedreven worden, met een brandstof.

KK: Is dit nou een lampje?

MG: Een neus? Ik ik vind het een dierlijk ding worden.

 

KK: Op wat voor ding staat het figuur?

GH: Een zandafgraving met veel grote werktuigen in de buurt, omdat je die sporen ziet. Op een afgelegen gebied. In de verte zie je wel wat bewoning.

™: Je noemt het woord werktuigen en apparaat. Is dat een synoniem? Of kan instrument ook?

GH: Een werktuig heeft meer een functie om iets te maken, het woord instrument eigenlijk ook wel.

JW: Eerst was het een apparaat, en nu na de foto een werktuig.

GH: Ik zou het niet een werktuig noemen. Het werkt wel, maar werken als in de zin van we gaan er mee werken om er iets mee te maken.

MG: Als gereedschap?

 

™: Wat is een werktuig iets waar je niets mee maakt?

KK: Het is meer een illustratie van een ander idee. Ik gebruik dit instrument om dit uit te beelden.

™: Deze sleutel, wat is het? *laat sleutel zien* Het is een tuig en het kan werken, hij kan een deur open maken. Instrument komt uit een andere taal, maar is hetzelfde. Tuig is iets van ingespannen zijn. Het is een ding om iets anders te kunnen bereiken. Dat doen instrumenten, apparaten, werktuigen. Als er een werktuig is dat niet iets anders wil bereiken, dan wil het alleen maar zichzelf zijn. Wat is dat dan? Dat is kunsttuig.

KK: Kan je dat opzoeken dat woord? Bestaat dat?

™: Kunst is iets wat zichzelf laat zien. Omdat het verder geen werktuig heeft, het heeft geen functie, het laat zichzelf zien en keert zichzelf in zijn werk. Dat noemen we dan  autonome kunst. Je laat niemand anders zich inspannen. Dat is simpel wat autonoom is. Goed, even afgedwaald. Maar het is dus een kunsttuig. Er wordt iets verteld.

 

™: Het spuit zand. Functioneert het om zand weg te spuiten?

MG: Wanneer is het kunsttuig in optimale zijn? Wanneer het spuit of wanneer het staat? Waar heeft het zijn optimale vorm?

™: Zijn er meerdere antwoorden mogelijk?

MG: Ik gebruikte optimaal, dus dan is het meestal 1 antwoord. Ik denk dat er niet meerdere antwoorden zijn.

™: Is dit de optimale vorm?

MG: Nee.

™: Zoals op de foto?

MG: Nee.

™: Dus beide niet.

GH: Dit is een compromis, je moet het in werking zien.

™: Je levert iets in om wat anders te krijgen.

MG: Door de foto weten we dat het iets kan. Als we dat niet hadden gezien, hadden we het werk op een andere manier beschouwt. Dus misschien is het een kunsttuig, maar doordat we die foto zien, weten we ineens meer.

 

™: Ik wilde nog even terug naar het optimale. Het laatste was het compromis. Wat is het optimale? Deze twee zijn het niet. Noch apart, noch in combinatie.

MG: Om het zand te spuiten, heeft het object een persoon nodig, er is in ieder geval een druk op de knop nodig en zand. Optimaler is als er zand aanwezig is. En is er een mens nodig. Moet dat de maker zijn?

™: Er moet een performance dan bijna ontstaan als je dat zo zegt.

MG: Ik zou het ding, als ik niet wist wat het kon, als object kunnen beschouwen, maar nu ik weet dat hij het doet, wil ik dat ook zien hier.

JW: Had het geholpen als het een video was?

MG: Dan wil ik hem ook in close-up zien. Ik wil zien wat er in het object gebeurt. Dus zoals op de foto vind ik het dan niet interessant.

GH: Als het werkt, verlies je een beetje het object wat hier staat, dan zie je het meer op een afstand. dan zie je alleen de werking. Nu kijken we heel erg naar het apparaat en kan je een voorstelling maken wat het kan zijn. Als je het op video of performance gooit, wordt dat het werk, en is het object dat niet meer.

KK: En als het eerst gebruikt wordt en daarna op een sokkel wordt getoond?

™: Kan het twee dingen zijn? Kan het beide getoond?

GH: Ik vind het twee verschillende dingen.

™: Dus je sluit één uit?

 

KK: Ik moet heel erg aan het werk van Anish Kapoor denken, dat hij met verfblokken schiet. Als het dan niet werd gedaan, dan was het weer een installatie, dan kon je dat op een andere manier interpreteren. Ik vind dat het dus beide kan. Ik vind dat wel dan in de buurt moet zijn. Dat het zand er bij hoort, waar de machine voor gemaakt is. Daar moet het mee omringt zijn.

Ik zie een ruimte met zand voor me, het object wel gecentreerd, niet op de grond, ik zou hem wel op een hoogte plaatsen. Ik wil hem als object goed kunnen zien.

GH: Hoe zou je het zand dan doen? Een vlak aangedrukt stukje? In een ruimte waar het al in is gespoten?

KK: Dat laat ik aan de kunstenaar.

MG: Het heeft er ook mee te maken of de kijker het apparaat mag gebruiken.

 

™: De opties die nu voorbij komen, zijn allemaal al in de kunst aanwezig. Jeanne Tenquilie bijvoorbeeld, hij liet je op de knop drukken. Dat werktuig, laat zichzelf zien. Hoe het werkt en produceert niets. Jij mag hem aanzetten en dit zo vaak doen als je wilt. Maar je hebt ook registraties van handelingen in een omgeving en dan zie je dat in een video. Die representeert die handeling die daar is gedaan. Je bent daar niet. Dat kan te maken hebben met het feit dat het lastig is om die locatie publiek te krijgen. Of met de ideeën van de kunstenaar, dat je wel het idee meekrijgt, maar het niet in werkelijkheid meemaakt. Er zijn veel verschillende mogelijkheden.

MG: Het maakt nogal uit bij dit apparaat. Want als hij aan is, heb je best wat geluid, een gorgelend, grommend geluid stel ik me zo voor. Dan verwacht ik. En een geur. Misschien rook.

™: Je had zostraks een opmerking dat je het wilde aanraken, maar niet durfde. Een gevaar factor.

MG: Ik vind het een gevaarlijk apparaat. Ik zou hem zelf niet zo snel indrukken. Jij?

KK: Nee, volgens mij ook heel zwaar.

™: Het maakt je dus onzeker over de werking? Je weet niet welke werking bedoeld is. Dat zul je nooit weten, als hij alleen maar daar voor zichzelf staat.

KK: Ik weet wel hoe hij aangaat. Niet met die knop. (Kiki kent het werk al)

™: We hebben zitten gissen wat het werk zou kunnen zijn. Daar heeft de kunstenaar toch een antwoord opgegeven door de foto. Of wij dat nou accepteren als het werk, hier moeten we het mee doen. Dit is zijn keuze. Als je daar van uit gaat, is dat het werk. Anders zou er iets anders staan of iets gebeuren. Dus A. het object en B. een voorstel van hoe het zou kunnen werken. Ik heb zelf een voorstel wat ik er mee kan doen. Mijn fantasie gaat werken.

MG: Ik zit ook te denken. Het maakt uit hoe het wordt neergezet. Ik heb controle, want ik zie het stop knopje.

 

™: Als je hem zo neer zou zetten, dat het onmiskenbaar is dat hij gebruikt kan worden, hoe zou hij dan staan? Uitnodigend om te gebruiken, zonder dat dat kan.

MG: Met dat handvat naar voren, deze kant op, omdat ik denk dat die knop iets doet. Maar als ik onder de smurrie moet komen te zitten, dan met de trechter deze kant op.

™: De opstelling geeft weer totaal andere suggesties. Zo kan je doorgaan. Zo zie je hoe precies dat komt. Elke centimeter die je veranderd, het gevoel wat het is en wat het kan zijn. Snap je nu hoe Mondriaan een lijn twee millimeter opzij kon zetten, en zo het gevoel van het werk veranderd. Dat is kunst. Heel precies, in de precisiteit. Dat bereik je nooit natuurlijk.

GH: Door de afbeelding ontstaat er bij mij meer twijfel. Als je het niet ziet twijfel ik niet aan het werk.

MG: Vind je dat fijn?

GH: Dat maakt niet uit. Dan blijft het voor mij ópen.

MG: Is de twijfelachtigheid juist open?

GH: Mét het beeld, vind ik het twijfelachtig.

MG: Dus meer open?

GH: Vrijblijvend.

 

™: Als het werk vrijblijvend is, dan opent het zich niet. Het blijft vrij van zichzelf te laten zien. Ervaar je iets als vrijblijvend, dan laat het zich niet zien. Hetzelfde als ik mij vrijblijvend opstel naar jullie, dan laat ik niet zien wat ik er van vind.

GH: Zonder foto is het minder vrijblijvend.

 

™: Zo kan je na een bezoek van de Mona Lisa met verschillende interpretaties naar huis gaan. Je komt nooit achter wat die lach betekend. Zullen we Wim nog een advies te geven?

KK: Als die foto er bij hoort, dan vind ik dat dat op een andere manier gepresenteerd had kunnen worden. Op de muur, ander materiaal. omdat het object meer precisie en aandacht vraagt, het papier is een flodder.

GH: Komt dat omdat het een papier is of dat het lijk dat het persoon niet op de punt staat?

KK: Ik denk allebei. Als het een goede print was, was het acceptabeler dat die persoon niet daar echt is geweest.

MG: Als je dit wel wilt presenteren op deze manier, kunnen ze ook los van elkaar kunnen werken. Door het onmogelijk te maken om ze tegelijkertijd te zien.

GH: Dat maakt het overigens minder vrijblijvend.

™: De presentatie doet dus echt iets met de inhoud. Je zegt eigenlijk; het beeld is eigenlijk oké, maar als het op een andere manier wordt gepresenteerd dan wordt het minder vrijblijvend.

GH: Het is een afbeelding in een afbeelding, dus eigenlijk wil je een ideaalbeeld creëren. Nog wel aardig voorzichtig. Of je moet dat overdrijven of het echt laten zien zoals het is. Op deze manier blijft het vragend of het echt werkt. Er wordt nu geen keuze gemaakt.

MG: Ik vind het apparaat, kunsttuig, super interessant en ik geloof niet dat ik perse hoeft te weten dat het zand spuit. Als het een performance is zou ik het geweldig vinden. Ik vind het ook interessant om te kunnen bedenken wat het kan. Maar door de foto wordt dat beperkt.

 

™: Als het object alleen op zichzelf staat, dan kan je dat zelf bedenken.

KK: Zo kan het ook, want je kan alsnog bedenken waarom zou er met zand gespoten moeten worden? Waarom wil diegene dat? Wat is het praktische nut daarvan? Ik ken het van grote machines. Het is nutteloos werk, als het zo klein is.

™: Kan je zo kritiek leveren of ironie er van maken? Zou je dan dat ironische nog duidelijker willen? Zou je dat interessant vinden?

KK & MG: Ja.

™: Bij de eerste blik op deze foto, kreeg ik een klein glimlachje, door die grote zand omgeving.

JW: Een beetje als een kleine jongen in de speeltuin.

™ Dat ironische aspect is heel mooi.

MG: Wat dan moet, of nou niet moet, maar dan moet het niet te illustratief zijn. Je moet het niet verklaren in het beeld.

KK: Dat is wel lastig, als je het object niet zonder de foto hebt, zie je dat weer niet.

MG: Als je dit ziet liggen, naast een enorme berg zand, door het zo groot te maken wordt het onbeholpen. Dat maakt het ironisch.

 

™: Nog meer adviezen?

MG: Die brandstof, die kleur. Dat zou ik ook leuk vinden in een andere kleur.

KK: Dit kwam net in me op, dat figuur dat er in is geplakt, deed me ook denken aan maquette foto’s, hier wordt dit gebouw gebouwd en zo komt het eruit te zien.

 

™: Wim, wil jij nog één vraag beantwoorden?

MG: Mag de bezoeker dat ding hanteren?

WW: *lange zucht* Dat heeft voornamelijk met veiligheid te maken. Het kan wel. Je kan ook de hendel overhalen. Er gebeurt dan niet zoveel. Het is zwaar. Het is brandstof.

™: Dat zijn praktische bezwaren. We moeten de vraag anders verwoorden.

GH: Mag het aangeraakt worden?

™: Wil je in jouw werk het mogelijk maken dat publiek jouw werktuig kan gebruiken?

WW: Nee. Als iemand komt en mij vraagt of hij het mag testen, dan mag dat. Maar dan zie ik het niet meer als publiek. Dat is een andere situatie.

 

 

 

 

 

info@aboutaboutblank.info      www.facebook.com/aboutaboutblank     www.instagram.com/aboutaboutblank      met dank aan: kunstraad groningen